IN DE KRANT GELEZEN: EEN MOORDEND HALFVASTENFEEST TE ESSEN
Inleiding
Voor de katholieken begint de Vastentijd, ook wel de Veertigdagentijd genoemd, na de drie dagen carnaval. In de jaren ’30 kende men nog geen straatfeesten zoals men die nu kent. Men ging van zondag tot en met dinsdag naar de kerk. En op Aswoensdag werd het askruisje toegediend. Daarmee begon de Vastentijd. Dat was een periode dat er elke zondagmiddag een plechtig lof met een lijdensmeditatie was. De dagelijkse magere maaltijden bestonden uit boterhammen met stroop, honing en platte kaas. Per dag mocht men slechts één volle warme maaltijd nuttigen om de honger te stillen. Alleen op zondag mocht er wat meer en nam men een koek bij de koffie. Met Pasen eindigt deze periode. In totaal duurt de Vastentijd 46 dagen maar er wordt op 40 dagen daadwerkelijk gevast. De zondagen zijn namelijk uitgezonderd.Op de vierde zondag van de Veertigdagentijd is het Halfvasten. Op deze zondag wordt gevierd dat de Vastentijd halfweg is en dat Pasen in aantocht is. Zo gebeurde dat in Essen ook. Het was ieder jaar ter gelegenheid van Halfvasten zeer druk in Essen. Honderden grensbewoners, ook uit Roosendaal en Nispen kwamen elk jaar samen om deel te nemen aan de danspartijen en feestviering in cafés en op straat. Muziek weerklonk daarbij uit de verschillende cafés. Zo was het ook op 11 maart 1934 weer een gezellige drukte in de straten. Er werd geen wanklank gehoord, er heerste pret en jolijt. Echter rond 10 uur ’s avonds maakte een moord op droevige wijze een einde aan de Halfvastenviering.
Vanuit Nispen arriveerde een gezelschap duivenliefhebbers, de meeste in de buurt van de Kruisstraat woonachtig, met de bus van zeven uur van de firma Van Hees. Onder hen de ongeveer 40-jarige C. W., bijgenaamd Kiske Boeren. Kiske was broodbezorger bij de firma Dekkers te Roosendaal, gehuwd en vader van zes kinderen, waarvan de oudste ongeveer zestien jaar oud was. Kiske woonde in de Kruisstraat waar hij enige jaren eerder een nieuw huis had laten zetten. Daarin bevond zich een winkelbedrijf. Eén uur voor het gezelschap was de echtgenote van Kiske met haar kinderen eveneens naar Essen vertrokken, om eens een kijkje naar de drukte te gaan nemen.
Afb.: Plaats delict; rechts het Volkshuis in de Statiestraat te Essen ©
De duivenliefhebbers bezochten enkele cafés. En om ongeveer 10 uur bevond het gezelschap zich in de Statiestraat, ter hoogte van het Volkshuis, het socialistisch volksgebouw. Er ontstond een onbeduidende woordenwisseling met een andere groep feestvierders. De veronderstelling werd gemaakt, dat het enthousiasme over de 9-3 overwinning van Nederland hieraan wel eens ten grondslag kon liggen. Wat er precies in de kluwen van mensen gebeurde wist men niet maar plotseling zakte Kiske ineen hevig bloedende vanuit zijn hals. Het gezelschap vluchtte uiteen. Kiske kwam overeind en gesteund door één der omstanders strompelde hij enkele meters verder en viel uiteindelijk tegen het huis van weduwe Leenaerts. Hij had nog getracht de wond dicht te knijpen en iemand naar een dokter gestuurd. Voordat echter geneeskundige hulp aanwezig was, was hij reeds overleden. Huisarts Jansen kwam ter plaatse en constateerde dat de slagader was doorgesneden. Ook burgemeester Jules Kenis en de gendarmerie waren spoedig aanwezig. Het lijk werd in beslag genomen en naar het Lazaret gebracht. Door de verwarring van het ogenblik wist aanvankelijk niemand wat er precies gebeurd was, zodat het onderzoek naar de dader zeer moeilijk was. De brigadecommandant der gendarmen leidde persoonlijk het onderzoek. Hij waarschuwde direct het parket van Antwerpen dat de maandag aansluitend naar Essen kwam, voor nader onderzoek. De zondagnacht werd een zekere D., een vriend van het slachtoffer, in verband met de moord aangehouden.
De echtgenote van W. was kort voordat het drama plaatsvond, met haar kinderen huiswaarts gegaan. Het is te begrijpen dat de verslagenheid in het gezin groot was, toen kort daarop bekend was op welke droevige wijze het hoofd ervan aan zijn einde was gekomen. Kiske stond bekend als een oppassende en vrolijke man, die steeds gereed stond om anderen van dienst te zijn.
Het onderzoek
De gendarmerie te Essen trachtte in samenwerking met de politie te Nispen en te Roosendaal de nodige aanwijzingen in handen te krijgen, die konden leiden tot het opsporen van de dader(s). Zij ondervond bij het onderzoek echter van de zijde van de ooggetuigen van het drama, of in ieder geval van diegenen die althans de zo gewenste aanwijzingen zouden kunnen verschaffen, niet de minste medewerking. Er bestond nu eenmaal een overgeërfde vrees bij velen, vooral onder de plattelandsbevolking, om als getuige in politiezaken te worden betrokken. Dat was ook bij dit drama weer het geval. Op het moment, dat W. werd neergestoken, moet de plaats van het drama in enkele ogenblikken door de omstanders zijn ontruimd geweest. Getuigen waren er genoeg, zij wisten ook aanwijzingen genoeg te geven. Sommigen hadden zelfs het mes op het noodlottige moment zien flikkeren. Maar namen noemen, geen mens die zich daaraan waagde! Zij herinnerden zich precies wat er gebeurde, maar niemand wilde er voor uitkomen dat hij de dader kende.Ten onrechte werd er in de kranten gemeld dat er éne v. D. zou zijn aangehouden. Deze v. D. was niet gearresteerd, maar was in de loop van zondagnacht in zijn woning enkel over de omstandigheden van de moord ondervraagd. Het feit dat v. D. aanwezig was bij de vechtpartij en daarna weggelopen met achterlating van zijn pet was de oorzaak geweest van dit misverstand. Hij zag dat W. in gevecht was geraakt met verschillende hem onbekende personen. W. was volgens de verklaring van v. D. zeer opgewonden en hij wilde toen tussen beide komen en hem van de anderen scheiden. Hij liep daarbij echter een verwonding aan een vinger op en was toen weggelopen. Het laatste wat hij volgens zijn verklaring gezien had was, dat W. op de grond viel met een ander bovenop hem. Later had hij pas gehoord dat zijn vriend was vermoord. In de kranten maakten men speciaal vermelding van deze verklaring om v. D. te zuiveren van een onverdiende blaam, welke door een samenloop van omstandigheden op zijn goede naam was geworpen. Een avond naderhand was v. D. nogmaals ter informatie ondervraagd. Dinsdagochtend was er nog geen spoor van de dader gevonden. Er was nog geen enkele arrestatie verricht en daarom werd er een oproep gedaan. "De Commissaris van Politie te Roosendaal en Nispen verzoekt aan allen die aanwezig zijn geweest op de plaats in Statiestraat te Esschen (België) in de omgeving van het aldaar gelegen Volksgebouw op het tijdstip dat aldaar doodslag werd gepleegd op C. W., in den avond van Zondag 11 Maart omstreeks 23.15 tot 23.30 uur Belgische tijd, zich ten spoedigste te willen bekend maken: 1e. de Nederlanders aan den Commissaris van Politie voornoemd; 2e. de Belgen aan den Commandant der gendarmerie te Esschen."
Dinsdagmiddag werd door de gerechtsdokter van het parket te Antwerpen, in het Lazaret te Essen de sectie verricht op het lijk van C. W.. Bij deze sectie was ook aanwezig het parket der Nederlandse justitie te Breda, dit in verband met de zeer bijzondere omstandigheden, waaronder deze moord had plaats gehad. Het betrof een gecombineerde kwestie. Het feit heeft plaats gehad op Belgisch gebied en zou dus daar moeten worden berecht en dat zou ook het geval zijn, indien mocht blijken dat een Belg de schuldige was. Echter had men verder aldus geredeneerd: er werd een Nederlander getroffen en het misdrijf kon ook door een Nederlander zijn gepleegd, in welk geval de zaak voor de Nederlandse rechtbank zou worden behandeld, omdat men hier dan te maken had met een kwestie van prudentie. Het parket uit Breda was in verband hiermede getuige geweest van het sectieonderzoek te Essen en hield zich voorts ook op de hoogte van den gang van zaken teneinde voldoende en tot in bijzonderheden georiënteerd te zijn voor het geval de zaak in Breda zou moeten worden behandeld. Na het sectieonderzoek werd het lijk door de Belgische Justitie vrijgegeven aan de familie met verlof tot vervoer naar Nederland. Het zou, nadat de nodige formaliteiten daarvoor zouden zijn verricht, donderdagochtend te Nispen ter aarde worden besteld. Door de bewoners van de Kruisstraat was het verlangen te kennen gegeven het stoffelijk overschot van de zo noodlottig om het leven gekomen buurtbewoner, die hier gunstig bekend stond, een plechtige begrafenis te bezorgen. Daartoe werd in een avond te voren gehouden vergadering besloten.
De begrafenis
Donderdagochtend om halfnegen vond onder grote belangstelling de begrafenis plaats van C. W.. Om acht uur was het stoffelijk overschot per auto vanuit Essen overgebracht. Nadat de douaneformaliteiten vervuld waren, namen de dragers de baar over. Zijn waren leden van de duivenvereniging "Luchtklievers", waar de overledene lid van was. De begrafenisstoet werd voor gegaan door de meisjes van de fabriek Dekkers , die een drietal kransen droegen o.a. van de bakkerij Dekkers, het personeel Dekkers en van de meisjes van de afdeling Deco. Hierop volgde het overige personeel van de fabriek. Achter de baar liepen de familieleden, sportvrienden van de fietsclub "Gezellig Samenzijn", de R.K. Toneelvereniging "Kunst na Arbeid" waar de overledene donateur van was, talloze buren, vrienden en bekenden. Door hen werden enige kransen meegedragen. Onder klokgelui naderde de stoet de kerk. Langs de weg stonden de toeschouwers dicht opeengepakt. In de parochiekerk werd een plechtige uitvaartdienst gehouden. De kerk was nagenoeg geheel met gelovigen gevuld. Om halfnegen werd een gezongen Requiem-mis door pastoor Van Spaendonck opgedragen. Toen de dienst afgelopen was trok de stoet langzaam grafwaarts. De teraardebestelling vond plaats op het kerkhof van Nispen. De plechtigheid liet een grote indruk op de toeschouwers achter.De leden van de fietsclub "Gezellig Samenzijn" had een niet gering aandeel gehad in een zo goed mogelijk verlopen van de begrafenis. Zij wisten onder meer een buurtcommissie bijeen te brengen ter inzameling van bijdragen tot dekking van de kosten.
Afb.: Dankbetuiging van de familie ©
Ondertussen ging het onderzoek onvermoeibaar door
De gendarmerie in België en de politie aan de Nederlandse kant van de grens, zetten onvermoeid hun gestreng onderzoek naar de dader voort. Verschillende sporen werden hierbij gevolgd en meerdere personen werden gehoord, doch nog steeds had men geen aanwijzing, welke kon leiden tot de arrestatie van de nog onbekende dader. Er werd op vertrouwd, dat velen alsnog gevolg zouden geven aan de politionele oproep om inlichtingen te komen verstrekken. Donderdag werd om inlichtingen verzocht omtrent een lange jongeman, 23 jaar oud, die zich zondag, gekleed in lichte overjas of regenjas en met lichte gespikkelde pet, over de ogen gedrukt, te Essen bevond. Verschillende personen konden aan de hand van dit signalement aanwijzingen geven. Brigadier Mariman, die vroeger de buitendienst had en dus veel mensen van de buiten kende maakte vrijdag zijn chef attent op iemand die vrijwel aan het signalement beantwoordde en ook een gespikkelde pet droeg. Diezelfde dag nog ontving de gendarmerie te Essen een "anoniem briefje". Het was gezonden van over de Nederlandse grens. In dat briefje werd dezelfde naam genoemd als door Mariman. De aanwijzingen leidden vrijdagavond tot de arrestatie van de 38 jarige ongehuwde C.A. W. wonende te Wouw bij Roosendaal. Hij werd voorgeleid voor de commissaris van politie te Roosendaal , de heer Baselier. Deze ontkende aanvankelijk pertinent iets met de moord te maken te hebben. Maar met hem had men iemand te pakken van wie men kon aannemen dat hij in dronkenmansdrift tot een dergelijke daad in staat was. Hij had in 1925 op de kermis van Essen ook al eens op ongeveer dezelfde wijze een mes gehanteerd. Toen gelukkig met minder ernstige gevolgen. Het verhoor werd de gehele nacht krachtig voortgezet en zo ook op zaterdag. Er werden verschillende personen ontboden, die hem herkenden, gezien hadden in Essen en ook in de omgeving van het plaats delict. Onder hen een zekere Konings die kort voor Halfvasten in de buurt van de Kruisstraat was komen wonen. Hij had gezien dat er gestoken werd en herkende C.A. W. ook als degene die het gedaan had. Toen steeds meer aanwijzingen tegen C.A. W. werden aangevoerd, legde deze zaterdag na een langdurig verhoor een volledige bekentenis af. In de loop van de Halfvasten avond was er nog een groepje feestgangers uit de omgeving van Kruisland ook per autobus van de fa. v. Hees, te Essen aangekomen. C.A. W. was met dit gezelschap meegekomen, ondanks dat hij niet tot dit gezelschap behoorde. In Essen ging hij dan ook zijn eigen weg om enkele cafés te bezoeken en achtereenvolgens zich bij verschillende groepen feestvierders aan te sluiten. Zo was hij op een ogenblik ook tussen een stelletje Belgen verzeild geraakt, waarbij een kerel in vrouwenkleren was. Ook dit gezelschap raakte hij weer kwijt, waarna hij alleen op stap was gegaan. Tijdens de strubbeling in de Statiestraat was hij in contact gekomen met C. W., van wie hij toen een flinke klap op zijn neus had gekregen. Die klap was zo gevoelig aangekomen dat hij er op dat ogenblik genoeg van had om zich verder met het relletje te bemoeien en hij trok er daarom tussenuit. Maar het was hem toch eigenlijk te laf, zich nu zo maar uit de voeten te maken. Hij ging terug en drong weer tussen de nog joelende menigte om zich te wreken en die klap op zijn neus betaald te zetten. Het gevecht was toen nog steeds aan de gang. Er was toen tussen hem en C. W. een worsteling ontstaan. Hij had toen zijn mes getrokken en W. onverwachts de noodlottige steek in de hals toegebracht. Het mes had hij een week te voren van een koopman in Den Bosch gekocht. Van de ontstane verwarring van het ogenblik had hij toen weer gebruik kunnen maken om, even geheimzinnig als hij gekomen was, ook weer te verdwijnen. Het mes had hij meegenomen. Hij ging naar café Nolders, waar een groep feestgangers zich vermaakte. Hij dronk er nog een biertje en speelde dronkemannetje mee met enkele aanwezigen. Daar hij begreep, dat hij, als men het bebloede wapen bij hem vond, er bij zou zijn, had hij in een dronkenmansbui één van de medespelers, een zekere Schoone uit Roosendaal, omarmd en onder allerlei flauwe praatjes de kans schoon gezien het bebloede zakmes in diens zak te moffelen. Toen deze echter tot zijn schrik bemerkte welk een "prettige" verrassing men hem had bezorgd en van de moord hoorde, gooide hij even buiten Essen het mes in een weiland. Hij was bevreesd dat men hem voor de dader zou aanzien. Hij herinnerde zich toen dat hij door een ander was omarmd en dat die hem ook ter hoogte van zijn jaszak had gegrepen. Hij was niet alleen bevreesd om voor de dader aangezien te worden, maar had ook vrees voor de dader zelf. Deze had in 1925 zijn broer op de kermis in zijn hals gestoken. Toen Schoone werd gehoord had deze de plaats aangeduid waar hij het mes had weggegooid. Zaterdag werd het bewuste mes in het aangeduide weiland gevonden en in beslag genomen.Naast de bekentenis van de verdachte en de herkenning van zijn persoon door de verschillende getuigen en gezien het feit van het wegmoffelen van het mes was de zaak vrijwel bewezen. Hem werd doodslag subsidiair zware mishandeling, met de dood tot gevolge hebbende, ten laste gelegd.
Maandagochtend 19 maart om 10 uur werd de verdachte, zwaar geboeid, per auto naar Breda vervoerd en daar ter beschikking van de Officier van Justitie gesteld. Op het ogenblik dat verdachte in de auto zou worden geleid, was er juist vrij veel publiek in de Brugstraat, dat nu toestroomde om zo mogelijk de verdachte even te zien. In verband hiermee werd de auto op het trottoir gereden tot vlak voor de ingang van het gebouw en werd het publiek op enige afstand gehouden. De verdachte had een zwarte doek over het hoofd, zodat men slechts een zwarte gestalte tussen twee politiemannen in de auto zag stappen. Hij werd naar Breda overgebracht, waar de officier van justitie hem ging horen. Hij werd in afwachting van de rechtszaak gedetineerd in het Huis van Bewaring te Breda
De dader
De verdachte bleek de 38-jarige ongehuwde C.A. W. te zijn (ondanks dezelfde naam als van het slachtoffer geen familie van het slachtoffer en zelfs voor elkaar onbekend), wonende aan de Spellestraat onder Wouw. Hij was een zoon uit een zeer achtenswaardige landbouwersfamilie, die in de gehele omgeving als zeer gunstig bekend stond. Hij was landbouwer van beroep. De man was een zenuwlijder, buitengewoon gauw geprikkeld en vermoedelijk had hij de betreurenswaardige daad verricht in een vlaag van verstandsverbijstering. Zoals eerder reeds geschreven, had hij op de kermis van 1925 ook al eens het mes gehanteerd, waarbij zekere Schoone ook in de hals werd gestoken. C.A. W. werd toen veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met voorgeschreven proeftijd en bijzondere voorwaarden welke hij toen goed is nagekomen. Dit milde vonnis was toen gebaseerd op het geneeskundig rapport na psychiatrisch onderzoek. In verband daarmee had hij enige tijd in het gesticht "Vrederust" doorgebracht.Voor de rechtbank
Woensdag 25 juli stond in de vacantiezitting der arr. rechtbank te Breda C.A. W. terecht. Voor de rechtbank werd hem ten laste gelegd dat hij, Nederlander zijnde, te Essen in België op 11 Maart jl. opzettelijk met geweld C. W. met een geopend mes een snede in de linkerzijde van de hals had toegebracht en deze aldus bloedend had verwond, ten gevolge van welke snede de grote halsader is geraakt waardoor groot bloedverlies ontstond, ten gevolge waarvan bij W. de dood spoedig daarna was ingetreden. De vacantiekamer der rechtbank was als volgt samengesteld: Jhr. Mr. L.J.M. van Sasse van IJsselt, president; Mr. A.C.M. Tilman en Mr. F.A.J. Marres, rechters, Mr. Van Panhuyzen griffier; het O.M. werd waargenomen door Mr. O.E.G. Graaf van Limburg Stirum subs. Off. van Justitie. Er waren zes getuigen gedagvaard, M. Hannessen, Inspecteur van Politie te Roosendaal. G. Vogel, Rijksveldwachter te (Nispen) Roosendaal. A. v. Dorst, kleermaker te Roosendaal. P. Konings, mandenmaker te Roosendaal, J. Leclef, wetsdokter te Antwerpen (als deskundige) en I. v. Deuren, wetsdokter te Antwerpen (als deskundige). Verdediger van C.A. W. was Adr. J. van Hasselt, advocaat uit Bergen op Zoom. De zaak werd in de middagzitting om vier uur behandeld en tal van Roosendalers vulden de publieke tribune. Zij waren per autobus en per rijwiel naar Breda gekomen. Alvorens de Off. van Justitie het woord kreeg tot voordragen der dagvaarding verzocht de verdediger behandeling met gesloten deuren ingevolge art. 509a van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzoek door werd de Off. van Just. ondersteund. De verdediger verzocht hierom vanwege het vermoeden, dat bij verdachte, tijdens bet begaan van het feit gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing van het geestvermogen had bestaan en dat hij ten gevolge daarvan niet in staat was zijn belangen behoorlijk te behartigen. Na een verblijf in de raadkamer deelde de President mee dat de Rechtbank het geval bedoeld in art. 509a vooralsnog niet aanwezig achtte en dus werd, tot voldoening der vele belangstellenden, de zaak in het openbaar behandeld. De officier kreeg nu het woord voor het voorlezen van de dagvaarding. De verdachte was blijkbaar zeer onder de indruk tijdens de voorlezing, zonder nochtans daaraan hoorbaar uiting te geven.Als eerste getuige werd gehoord de inspecteur der Roosendaalse Politie, M. Hannessen. Deze deed verslag van zijn onderzoek en bevindingen te Essen waar het lijk van het slachtoffer in beslag was genomen. De verklaringen van de rijksveldwachter G. Vogel. uit Roosendaal waren daarmee in overeenstemming. De President stelde de vraag aan de rijksveldwachter hoe het slachtoffer bekend stond. Deze antwoordde dat het slachtoffer in het gewone doen een goed handelbaar mens was, maar bij misbruik van drank kon hij lastig zijn. Getuige A. v. Dorst, kleermaker te Roosendaal, was met de vermoorde per autobus naar Essen gegaan. Bij een café stapten ze uit. Hier bevonden zich ook W.’s vrouw en dochters. Met enkele anderen vierden zij er Halfvasten, dronken er de nodige potjes bier. In antwoord op de vraag van de President gaf de getuige aan dat het naar schatting 5 of 6 potjes bier waren. Toen het gezelschap wat rumoerig werd had de getuige en ook de vrouw van het slachtoffer W. aangespoord om mee naar huis te gaan. Echter hij wilde niet en zou wel met de volgende bus naar huis komen. Van Dorst probeerde hem tijdens de relletjes nog te kalmeren maar W. beet hem daarbij in zijn duim, zo woest dat hij was. De President stelde de vraag waarom W. dan zo woest was, maar dat wist de getuige niet. De getuige zag dat W. tijdens het gevecht met een onbekende, die gekleed was in een regenjas en gespikkelde pet, worstelde en dat beiden vielen. Kort daarop hoorde hij W. roepen "politie, politie". Van een omstander hoorde hij zeggen "die is goed raak". Wie er gestoken had kon getuige niet zeggen. Hij herkende de verdachte alleen in postuur als de "onbekende", doch niet in het gezicht, dat had hij bij het gevecht niet kunnen waarnemen. Getuige Konings daarentegen herkende de verdachte onmiddellijk en pertinent als de vreemdeling, die bij het gevecht Keeske W. twee maal had vastgegrepen. Hij hoorde de verdachte tegen Keeske zeggen "Je hebt mij een klap gegeven, hier heb je wat terug!" Waar de ruzie over ging kon Konings niet vertellen. Nadat men getuige Konings had gehoord werden de wetsdokters gehoord. Zij legden verklaringen af omtrent de uitslag van het sectieonderzoek en omtrent de toegebrachte verwonding, welke de dood tot gevolg had. De wetsdoktoren verklaarden dat de kleren van W. aan de voorzijde met bloed waren besmeurd en zij constateerden een grote wond aan de hals welke de dood had veroorzaakt. Deze wond, een snijwond, moest met kracht met een scherp mes zijn toegebracht. Mr. V. Hasselt merkte op dat volgens de lezing van de verdachte hij onder lag en het slachtoffer op hem, toen hij de noodlottige steek toebracht. Volgens beide wetsdoktoren was dat best mogelijk gezien de vorm en richting van de verwonding. De verdachte liet weten niet meer goed te weten wat er gebeurd was, het zal zo wel zijn was zijn reactie. Hij had ruzie gekregen en wist niet meer waarom en hij was toen driftig geworden. De President zei daarop tegen de verdachte "Je moet je niet driftig maken". Daarop antwoordde de verdachte "Ik kan mij dan niet weerhouden". De President eindigde met de opmerking "Dan moet je niet op zulke gevaarlijke plaatsen komen. Je ziet nu wat de gevolgen zijn."
Requisitoir en verdediging
De Off. Van Justitie hield een zeer kort en sober requisitoir. De Off. van Justitie achtte wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte ten laste was gelegd, nl. zware mishandeling de dood tot gevolg hebbende. Op basis van uitvoerige dossiers en door een ingesteld psychiatrisch onderzoek kwam de Off. er toe te requireren tot een ter beschikking stelling van verdachte van de regering tot verpleging buiten de maatschappij.De verdediger Mr. Van Hasselt begon zijn pleidooi met een spijtbetuiging namens de verdachte, richting de familie van het slachtoffer. De verdediger Mr. V. Hasselt bepleitte vrijspraak wegens onjuiste omschrijving in de dagvaarding van het strafbare feit. Mr. Van Hasselt achtte met Dr. Janssens uit Vugt zijn cliënt minder toerekenbaar en meende bovendien dat hier sprake was van noodweer, omdat bij de vechtpartij verdachte W. onder lag en van Keeske W. klappen kreeg. C.A. W. heeft zich dus verdedigd zodat ontslag van rechtsvervolging zou moeten volgen. Daar volgens Dr. Janssens deze verdachte, driftig van aard en tot zijn daad gebracht door anderen minder toerekenbaar is, sloot pl. zich subsidair aan bij het requisitoir. Na re- en dupliek werd de uitspraak bepaald op 31 Juli a.s.
De uitspraak
De Rechtbank deed op 31 juli in de ochtend uitspraak. De landbouwer C.A. W., uit Wouw, werd veroordeeld tof 4 maanden gevangenisstraf, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht, en ter beschikkingstelling aan de regering.
Bron: Diverse kranten
Kon. Heemkundige Kring Essen, De Spycker, diverse nummers.