Printversie

SINT-LUCIAKAPEL (MEERSEL-DREEF (B))

Erfgoedobject : 46702

Status

: Bestaand, beschermd sinds 13 april 1953 (id: 320)

Naam

: Sint-Luciakapel, modo "Sint-Quirinuskapel"

Bouwjaar

: 1420-1421

Categorie

: Kapellen (gebouwen en structuren)

Functie

: Kapel

Kenmerken

: -

Stijl

: Gotisch

Plaats

: Meersel 24, Meersel-Dreef

Coördinaten

: -

Gemeente

: Hoogstraten, België

Eigenaar

: -

Bestemming

: Tegenwoordig worden er regelmatig speciale diensten en tentoonstellingen gehouden en men kan er trouwen. Bij bepaalde gelegenheden wordt er in de kapel een H. Mis opgedragen. Een kort overzicht van deze vieringen:
Laatste zondag van maart: Eucharistieviering en Paarden- en huisdierenzegening.
Tweede zondag van juli: T.g.v. de kermis op Meersel-Dreef: Eucharistieviering.
Tweede zondag van de advent: Eucharistieviering, Het Licht komt. Hierna is er voor iedereen een glaasje warme choco en glëhwein.

Telefoon

: Meer informatie is te verkrijgen bij het klooster of het Luciacomité, tel. 03 315 02 80

Bezoekmogelijkheid

: Vrij toegankelijk op elke eerste zondag van de maand van 14.00 - 18.00 u. En in mei t/m september.

Bereikbaarheid

: Met de auto goed bereikbaar

Prijs / Betaalwijze

: Gratis, echter een donatie, bestemd voor het onderhoud, wordt op prijs gesteld.

Gehandicapten

: Niet toegankelijk voor rolstoelgebruikers

Ligging


Sint-Luciakapel weergeven op een grotere kaart
Meersel 24, Meersel-Dreef (gemeente Hoogstraten), België

Besluiten beschermd monument en vaststelling bouwkundig erfgoed

Besluit beschermd monument van 13-04-1953 tot heden: Download / lees hier
Besluit tot vaststelling van de inventaris bouwkundig erfgoed in de provincie Antwerpen sinds 29-03-2019: Download / lees hier

Omschrijving

Sint-Luciakapel, modo "Sint-Quirinuskapel". Omhaagde vrijstaande kapel in (laat)gotische stijl, opklimmend tot het eerste kwart van de 15de eeuw en het tweede kwart van de 16de eeuw.

Georiënteerd kruiskerkje met éénbeukig schip van vier traveeën, een hogere vlak afgesloten kruisbeuk van twee traveeën en een koor van twee rechte traveeën met driezijdige koorsluiting onder zadeldaken (nok loodrecht op de straat, leien) waarop een achtzijdige dakruiter met opengewerkte houten klokkenstoel onder ingesnoerde leien spits met smeedijzeren kruis; in zuidoostelijke kooroksel sacristie onder lessenaarsdak met latere kleine uitbouw.

Verankerde baksteenbouw met beperkte verwerking van witte natuursteen voor afzaat, vensterdorpels, kordons, dekstenen, en zo meer. Lijstgevels van schip en transept met gecementeerde geprofileerde fries, die van koor met muizentand; puntgevels met vlechtingen, aandak, schouder- en topstukken; transept, sacristie en koor met overhoekse versneden steunberen. Blinde schipgevels, enkel in de noordgevel sporen van een dichtgemetselde deuropening en venster. Voorts gevarieerde spitsboogvensters in geprofileerde bakstenen omlijsting: in westgevel een korfboogdeurtje met bekronende beeldennis, een eenvoudig spitsboogvenster en een zolderluikje; in transeptarmen drielichtvensters met bakstenen monelen; in koor met bakstenen Y-vormige verdeling, blind koorvenster achter altaar, zuidoostelijk koorvenster met witstenen tracering.

Interieur
Bepleisterd en beschilderd interieur. Tongewelf met classicistisch stucwerk uit het vierde kwart van de 18de eeuw: paneelwerk met oren alternerend met gordelbogen eindigend op een gekorniste lijst met trigliefen en guttae; schip, viering en koor met rozetten; diagonaalbogen in de viering. Houten doksaal uit de tweede helft van de 18de eeuw op Toscaanse zuilen met Ionisch kapiteel waartussen een nieuwe ijzeren afsluiting, tribune uit de 20ste eeuw met opengewerkte leuning met cirkelmotief en topvazen, houten trap met gelijkaardig uitgewerkte leuning. Nieuwe rode tegelvloer.

Mobilair
Schilderijen: (hoofd)altaarstuk Tenhemelopneming van Maria, 18de eeuw, op predella Maaltijd met de Emmaüsgangers en Jezus verschijnt aan Maria Magdalena, circa 1643, Vlaamse School; (noordelijk zijaltaar) Marteldood van de Heilige Quirinus, circa 1650, op predella Boodschap van de engel Gabriël aan Maria en Aanbidding van de Herders, circa 1643, Vlaamse School; de Heilige Lucia van Syracuse, 1765, door Cornelis van Ravels; op kuip van preekstoel vier rondboogpaneeltjes waarop Christus en drie heiligen, circa 1650, Vlaamse School.

Beeldhouwwerk: Onze-Lieve-Vrouwebeeld met kind en twee engelen (bekroning hoofdaltaar), eerste helft 15de eeuw, eik; Heilige Lucia van Syracuse en Heilige Quirinus (borstbeeld), 18de eeuw, hout; reliekhouder met buste van de Heilige Lucia van Syracuse, 1767, beschilderd en verguld hout; Heilige Lucia, 1940-1941, zandsteen, door atelier Holemans (Brussel).

Meubilair: portiekaltaren in renaissancestijl, circa 1643, eik: hoofdaltaar toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw, noordelijk zijaltaar aan Sint-Quirinus, zuidelijk zijaltaar van Sint-Lucia met de geschilderde voorstelling van een portiekaltaar is verwijderd; communiebank en preekstoel, circa 1643, eik.

Varia: bronzen klokje, 1556, door Jacop Waghevens, naar verluidt afkomstig van de Sint-Hubertuskapel te Strijbeek; witte glas-in-loodramen, in noordelijk transept drie bewaarde gekleurde fragmenten met buste van Elisabeth van Culenborg, Antoon de Lalaing en hun wapenschild, 1540-1555.


Citaat: Agentschap Onroerend Erfgoed id 46702: https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/46702 (Geraadpleegd op 08-10-2022)

Geschiedenis

Op 13 oktober 1878 werd Adrianus van Dun te Meersel-Dreef geboren. Hij groeide hier op en werd er misdienaar. In het "klein kerkske" op het dorp aan de voet van het altaar deed hij de bellen klingelen, hij droeg er de heilige vaten aan en menigmaal trok hij aan het klokkentouw van het zeer oude "klokske" daarboven in het vervallen torentje. "Oud was het kerkske, oud en krom geleefd, als een besje, dat naar haar graf groeit. En hees en lichtelijk gebarsten was de klokkestem. " De jonge misdienaar trok dieper het getrouwe Vlaanderen in om zijn roeping tot het H. Priesterschap te volgen, daarvoor ging hij naar het Grootseminarie te Mechelen. Op 6 juni 1903 werd hij tot priester gewijd. Op 4 maart 1904 werd hij onderpastoor te Dworp en 7 maart 1913 ging hij naar Brussel. Vanaf 10 februari 1924 werd Adrianus pastoor te Lembeek-bij-Halle. 30 juni 1938 naam Adrianus eervol ontslag. Het hart van Adrianus verlangde naar het stille dorpje, naar de beminde uithoek, naar Meerle, waar het oude, op dat moment ziekelijke "kerkske" nog altijd stond te kreunen onder het knagen van den tand des tijds.

Afb.: Het bidprentje van E.H. Adrianus van Dun ©

©


Het bedoelde "kerkske" was de Sint Luciakapel. Hoe vaak had de pastoor tegenover dat kapelletje gestaan. Hij had er gestaan met diepen eerbied voor de oude gebouwen, waarin de vrome ziel van Vlaanderen onsterfelijk leefde. Het kapelletje correspondeert in ouderdom met het oudste deel van de Parochiekerk van Meersel, het is 100 jaar ouder dan het tweede deel. Het is 250 jaar ouder dan de kerk van de Capucienen. Het is ook ouder dan de kerk van Hoogstraten. "Ja, het geslacht der ouderen heeft diepen eerbied voor dezen kerke-ouderdom . het geslacht der jongeren kuischt er z’n botten aan . dat heeft eerbied voor sport" waren in die tijd de woorden van de rustende pastoor Adrianus van Dun. Twee jaar voor dat de pastoor als rustend pastoor naar Meersel-Dreef terug kwam stond hij tijdens zijn vakantie voor een zoveelste keer onder het torentje. Alle doden van Meersel-Dreef en Meersel werden door dat kapelletje uitgeluid. Zo ook een overleden kindje op dat moment. Adrianus had dat klokje in geen dertig jaar, nadat zijn moeder was uitgeluid, gehoord. Hij stond net onder dat torentje toen het begon te kleppen en dat greep hem zo in de ziel. Hij keek omhoog naar dat scheef gezakte, roestige klokje en zei "als het aan mij ligt, zult ge niet meer zakken. "En twee jaar later kwam de pastoor terug naar Meersel-Dreef en ging naar het kapelletje keek op en zei "Hier ben ik.!" Het met onkruid omwoekerde kapelletje stond op dat moment niet geheel buiten dienst. Er werd twee keer op een jaar een Mis gedaan door de Capucienen, in december met Sint Lucia en met kermis te Meersel, ter ere van Sint Quirinus. De pastoor hield zich aan zijn woorden en in 1939 had hij tachtigduizend franken voor het algeheel uiterlijk herstel dat bestond uit een nieuw torentje, nieuwe vensters, nieuw dak, vloer, Kruisweg en de rest wat nog restauratie nodig had. Van binnen, kon het schoon gemaakt worden, zo schoon als goede geesten wilden en die goede geesten waren zij, die tot dit gezegende werk nog iets wilden bijdragen. De Vrijdags Mis, die steeds gevolgd werd door de Kruisweg was eeuwigdurend verzekerd. In oktober van 1939 vingen de werkzaamheden aan.

Dat de restauratie dringend was, was al in januari 1936 gebleken. Het tijdschrift Natuur- en Stedenschoon vestigde toen al de aandacht van de autoriteiten op de treurige toestand van de St. Luciakapel: "Men vestigt onze aandacht op den erbarmelijke staat waarin zich de St. Luciakapel te Meerle (Meerseldreef) bevindt. Daar deze kapel (gotische stijl 1400) als historisch gebouw is geklasseerd geworden door de Commissie van Monumenten, schijnt het ons logisch dat maatregelen worden genomen tot restauratie. Het gebouw verkeert in zeer slechten staat, het water sijpelt door het dak en loopt langs de muren. Het wemelt er van ongedierte en de kunstvoorwerpen die het gebouw bevat zijn beschadigd en eischen een onmiddellijk onderhoud. Wij brengen den toestand ter kennis van de Commissie van Monumenten en hopen dat onverwijld de noodige maatregelen zullen genomen worden." Naast de slechte staat waren er ook kunstvoorwerpen uit de kapel verdwenen, zoals een schilderij, één van de vier panelen van de predikstoel, één van de vier evangelisten voorstellende. Het glasraam met het portret van Antoon de Lalaing, eerste graaf van Hoogstraten, was ook verloren gegaan.
Het onmiddellijke onderhoud liet uiteindelijk bijna vier jaar op zich wachten.

Onder leiding van Professor (in de architectuur) Lemaire was men in april 1939 begonnen met een deskundig onderzoek om de herstelkosten vast te stellen. Bij het openhakken van de vloer stootten de werklieden op een diepte van een halve meter op andere bouwwerken, die tot op dat moment niet bekend waren. Lemaire was van mening dat het ging om fundamenten en gangen van een oudere kapel, die uit de jaren 1100 zou dagtekenen. De onderzoekingen werden voortgezet en deskundig geregistreerd.

Bekend is dat in 1223 te Meersel al een kapelletje werd gebouwd. Dat dit eerste bedehuis gelegen was aan de oude weg Hoogstraten-Meer-Breda en tevens de grondvest vormde van de huidige kapel is niet uit te sluiten. Uit akte is gebleken dat de heer van Hoogstraten, Jan IV van Cuijck in het land van Hoogstraten ook bekend als Jan V van Cuijck in Asten, de Kapelanie van Meersel in 1420 gesticht heeft als beloning voor de bijzondere godsvrucht, die de ingezetenen van deze "uithoek" aan de dag hebben gelegd. Jan van Cuijck was de zoon van Hendrik van Cuijck en Gertrudis Couterel. In 1387 huwde hij Mechteld van Borssele (ong. 1365-1402). In 1420 hertrouwde hij met Johanna van der Leck-Polanen. Bij beide had hij 1 dochter. Toen zijn vader in 1371 overleed kreeg Jan Rijkevoorsel, Brecht en Zundert. Net voor de dood van zijn neef Jan V van Cuijk Hoogstraten kon hij Hoogstraten kopen. Helaas moest hij door schulden Rijkevoorsel en Wortel in 1425 aan Niklaas van der Elst verkopen en in 1428 Hoogstraten aan zijn neef Frank van Borssele. Jan bleef wel tot aan zijn dood in 1442 in zijn kasteel wonen.
De kapel, die Jan van Cuijck in 1420 liet bouwen, werd toegewijd aan de martelaren Sint Lucia (zuidelijk zijaltaar) en Sint Quirinus (noordelijk zijaltaar). Het hoofdaltaar werd toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw. Sint Lucia werd als de belangrijkste patroonheilige van de kapel beschouwd. Zij is de patroonheilige van de blinden. Van oudsher kon je er genezing afsmeken bij oogziektes, maar ook bij hals- of keelpijn. In Meersel kon je haar ook aanroepen bij bloedvloed en rode loop. Sint Quirinus is de patroonheilige van de ridderstand, de paarden en de runderen. Hij werd aangeroepen tegen de pest en veeziekten.
Op 28 april 1421 werd de eerste mis opgedragen en werden de beelden van de twee martelaren geplaatst. Het huidige schip zou dateren van deze bouwfase, toen waarschijnlijk met een kleine kooruitbouw.
Om de kapel van inkomsten te voorzien werd door Jan IV van Cuijck een eeuwigdurende cijns - soort belasting - op de watermolen van Meersel gesticht. De heer nodigde ook iedereen uit rentes ten voordele van de kapel te stichten - stichting in geld of goederen tot het doen lezen van een bepaald aantal (ziel)missen in een bepaalde kapel of aan een bepaald altaar - en de wekelijkse mis moest geschieden op een vrijdag. In 1438 ging de kapelrij - een kapelrij wordt in het moderne Nederlands ook wel kapelanie genoemd - van de kapel samen met de O.L.V.-kapelrij van de Sint-Salvatorkerk van Meerle.

In 1478 kwamen er nog meer stichtingen, zodoende waren er voor nog twee wekelijkse missen, namelijk op donderdag en zondag, inkomsten. In 1494 en later kwamen er nog stichtingen bij en konden er ook op dinsdag en zaterdag wekelijks een mis gehouden worden.

In 1541-1542 werd besloten dat herstel- en verbouwingswerken van de kapel noodzakelijk was. Echter de kapel beschikte niet over de nodige financiële middelen. Daarom gaven vijf Meerselnaren volmachten aan twee personen om renten op te nemen om het kruiswerk op te knappen. De aanzienlijke leningen uit deze tijd worden in verband gebracht met een uitbreiding van de kapel met de huidige kruisbeuk en koor. Deze twee bouwfasen zijn tot op heden nog duidelijk te zien. Het schip is namelijk lager dan transept en koor. En een bouwnaad in het metselwerk op de hoek van de westgevel met beide zijgevels verwijst naar een aan het oude schip gebouwde westgevel, uitgevoerd in overeenstemming met de topgevels van het transept. Geplande aanpassingen aan het schip werden niet meer gerealiseerd, zodat dit bewaard bleef in de zeer eenvoudige stijl uit de vijftiende eeuw.

In de eerste helft van de 17e eeuw was de kapel in verval, maar omstreeks 1643 was de kapel weer hersteld en werd van nieuw meubilair voorzien. De kapel werd na het verdrag van Munster - het einde van de Tachtig jarige oorlog - belangrijker. De publieke uitoefening van de katholieke godsdienst werd in de Noordelijke Nederlanden verboden. Gelovigen van Ulvenhout, Ginneken, Strijbeek en Rijsbergen kwamen naar Meersel-Dreef om hun geloof te belijden, om te trouwen of om gedoopt te worden. Dit niet steeds ten pleziere van pastoor Leemans van Meerle, omdat zijn ambtsbroeder van Ginneken, pastoor A. Lemmens O.P., eveneens offergelden inpikte van "zijn" gelovigen. De pastoor van Meerle had nogal wat pretenties maar moest ten slotte bakzeil halen bij de bisschop van Antwerpen mgr. M.A. Capello. De voorlopige opbrengst van het offergeld in de Sint Luciakapel werd voortaan gelijk onder de twee pastoors verdeeld om later definitief bestemd te worden voor herstelwerk aan de kapel. Lemmens kreeg ook toestemming voor alle pastorale bedieningen op het grondgebied van Meerle, waartoe Meersel-Dreef behoort. Met het stichten van het Kapucijnenklooster in 1687 diende de kapel op Meersel-Dreef niet langer meer als toevluchtsoord voor de katholieken van Rijsbergen, Ginneken en Ulvenhout.

Zowel de Tachtigjarige Oorlog, als de stichting van het nabijgelegen kapucijnenklooster en de Franse revolutie betekenden periodes van schade of verval voor de Sint Luciakapel.

Volgens bronnen uit 1710 bevond zich in de 17e eeuw rond de kapel een wal of gracht, deze diende vermoedelijk als lokale verdedigingsschans tijdens de Tachtig jarige oorlog. Op een kaart uit 1710 die door landmeter J. Van Halfe was getekend staat op een duidelijk afgebakend perceel een kruiskerkje met klokkentoren. Eromheen een boomgaard met vooraan een opvallend grote lindeboom. Ten noorden van de kapel loopt er op de tekening een pad naar het klooster aan de Dreef.

Het rieten dak werd in 1757-1774 vervangen door "schaliën". Op basis van een aankoop van 1789 bestaat het vermoeden dat er een constructie van een nieuw plafond was. In de 19e eeuw werden er diverse herstellingen aan het dak en stucplafond gedaan. in 1924 werden naar ontwerp van J. Taeymans dringende werkzaamheden verricht aan vensters, dak, toren en plafond. De eerst volgende restauratiewerkzaamheden werden onder initiatief van pastoor Van Dun uitgevoerd. En zoals de pastoor beloofde waren die in december 1939 klaar. De eerste Hoog Mis vond op woensdag 13 december 1939 ’s morgens om 10 uur plaats. Dit was de feestdag van Sint Lucia. Om het behoud van de kapel te waarborgen werd een comité opgericht, dat de kosten voor het onderhoud zoveel mogelijk zou opvangen. Ook werd een rijvereniging opgericht, die sinds 1946 elk jaar hun paarden liet wijden aan de kapel. Tenslotte werd in 1953 het gebouw beschermd als monument.

Afb.: De Sint-Luciakapel, in 1941, dus na de restauratie op initiatief van E.H. Van Dun ©



Afb.: Klokkentorentje (© M.J. de Boevere)

Tijdens de Tweede Wereld Oorlog liep het kapelletje schade op. Na de herstellingen van de oorlogsschade werd het kapelletje weer verwaarloosd. In 1972 werd het voor de erediensten gesloten. In 1973 werden dringende voorlopige instandhoudingswerken uitgevoerd. In 1974 verkeerde de kapel in een desolate toestand. Zij was dan wel al eens gedeeltelijk gerestaureerd geweest, maar een nieuwe restauratie was hoog nodig. Daartoe werd reeds besloten, ze had zelfs al aangepakt moeten zijn maar dat was niet geschiedt. Het spitse, opengewerkte klokkentorentje op de kruising moest wegens bouwvalligheid worden afgebroken, wat een storende amputatie betekende. Het dak werd met een al even storend dakleer voorlopig dicht gemaakt. Een Sint Luciabeeld, dat voorheen in een nis boven de ingang stond, ontbrak. In sommige gedeelten van het muurwerk tierde het onkruid weelderig. Rondom het kerkje, dat karakteristiek omgeven lag door een ouderwetse beukenhaag van ongeveer een meter hoog, stond het gras hoog en aan de rechterkant deden de brandnetels zodanig hun best, dat men niet rond het kerkje kon lopen. Er was flink wat werk aan de winkel voor de restaurateurs.

J. Verboven schreef een gedicht over het verwaarloosde kapelletje:

Hoe vervallen en verwaarloosd
Staat zij daar en treurt en schreit
Om vervlogen roem en luister
Uit den goeden ouden tijd.

Met haar ingevallen daken,
Torentje dat vallende neigt
Lijkt zij op een ruine, puinen
Waar men stil bij staat en ... zwijgt!

Droever nog stemt ons ’t aanschouwen
van ’t inwendig diep verval
Daar waar kunst en rijkdom praalden
Treden we als in een stal!

Eenmaal toch was zij’t juweeltje
Van ons Vlaamschen kerkenbouw
Middenpunt van Christelijk leven
In ons Noorder-Kempengouw.

Soms nog hoort men ’t klingelend klokje
Als een treurzang over ’t veld
Als men aan de vrome buren
’t Scheiden van een ziele meldt.

Oude brokkelende muren,
Wij verstaan Uw hard verwijt,
Maar wij wenschen dat gij spoedig
Weer het schoone kerkske zijt!

Gelukkig werd in 1977-1981 de kapel uiteindelijk toch gerestaureerd onder leiding van architect J. Van Boxel. En werd vanaf 1981 het kerkje weer voor de eredienst in gebruik genomen.

Helaas was eind april 2022 weer in de krant te lezen dat het kapelletje dringend gerestaureerd moet worden.
Citaat (Bron: HLN 30-04-2022):
Sint-Luciakapel en OLV-kapel worden gerestaureerd
MEERSEL-DREEF Een aannemer gaat vermoedelijk nog dit najaar restauratiewerken uitvoeren aan de Sint-Luciakapel in Meersel-Dreef. Ook de kleine OLV kapel wordt opgeknapt.

"De werken zijn dringend nodig", zegt schepen Arnold Wittenberg (Hoogstraten Leeft). "Er is een architect aangesteld en we hebben een subsidieaanvraag ingediend. Het gaat om een bedrag van 150.000 euro voor de vernieuwing van het dak en de vieringtoren. De glas-in-loodramen worden hersteld en de gevel wordt gerestaureerd. Na goedkeuring van het dossier door de gemeenteraad hopen we nog dit jaar met de werken te kunnen starten." "De werken zijn dringend nodig", zegt schepen Arnold Wittenberg (Hoogstraten Leeft). "Er is een architect aangesteld en we hebben een subsidieaanvraag ingediend. Het gaat om een bedrag van 150.000 euro voor de vernieuwing van het dak en de vieringtoren. De glas-in-loodramen worden hersteld en de gevel wordt gerestaureerd. Na goedkeuring van het dossier door de gemeenteraad hopen we nog dit jaar met de werken te kunnen starten."

Wie is Sint Lucia?

Volgens de legende leefde Sint Lucia in de tijd van de Romeinse Keizer Diocletianus (regeerde 284-305). Zij was de dochter van een Romeins burger in Syracuse, dat in het zuidoosten van Sicilië ligt. Zij verloor vader al op jonge leeftijd.
Nadat ze samen met haar moeder een hele nacht gebeden had bij het graf van Sint Agatha, verscheen de heilige in een visioen aan Lucia. Haar zieke moeder genas op wonderbaarlijke wijze. Sint Agatha voorspelde dat Lucia de glorie van Saracuse zou worden.
Lucia, die door haar moeder werd uitgehuwelijkt aan een heidense man, zag haar huwelijk niet zitten en overtuigde haar moeder om de bruidsschat onder de armen te verdelen. Zij was een christelijke vrouw en had Christus als haar bruidegom gekozen en wilde eeuwig maagd blijven. De beoogde echtgenoot was ging hier niet mee akkoord en hij gaf Lucia aan bij de overheid. Alle onderdanen, en dus ook christenen moesten een offer brengen aan de heidense Romeinse Keizer, zo ook Lucia. Omdat zij dit weigerde werd ze veroordeeld tot tewerkstelling in een bordeel. De wachters bleken haar echter niet te kunnen afvoeren, zelfs niet nadat men een ossenspan had ingezet. Haar dan maar levend verbranden mislukte eveneens. Daarop werd ze met zwaardsteken om het leven gebracht. De fatale wond werd toegebracht met eet een zwaard, die dwars door haar hals stak.

Een andere legende die rondgaat vertelt over hoe Lucia haar ogen verloor. Een heidense minnaar dong naar haar hand. Hij maakte haar een compliment over haar mooie ogen, waarna ze haar ogen uitstak en hem deze toestuurde op een schaal met het verzoek haar verder met rust te laten. Wonderbaarlijk bleef zij in staat te zien. In andere versies van de legende worden haar ogen uitgestoken bij haar marteldood. Daar beide versies in heiligenlevens ouder dan de 14e eeuw niet voor komen mag men er vanuit gaan dat het waarschijnlijk om latere toevoeging gaat.

Ze is de beschermheilige van elektriciens, prostituees en zieke kinderen. Ze wordt aangeroepen voor genezing van slechtziendheid, halspijnen, blindheid en versterkte bloedingsneigingen.

Wie is Sint Quirinus?

Het levensverhaal van Quirinus is gebaseerd op een legende. Het speelt zich af ten tijde van Keizer Hadrianus. Quirinus zou een Romeins tribuun en de gevangenisbewaker van de heilige Alexander zijn. Samen met zijn dochter Balbina bekeerde hij zich tot het christendom. Tijdens de christenvervolgingen onder keizer Hadrianus werd Quirinus onthoofd en in de Praetextatuscatacomben aan de Via Appia in Rome bijgezet.
De verering van Quirinus strekt voornamelijk uit over het Rijnland, de Nederlanden en Noord-Frankrijk. Eén van de weinige plaatsen waar de verering van Sint Quirinus met een jaarlijkse processie in stand wordt gehouden is Loenhout.


Bron: Diverse websites, krantenknipsels en artikelen

Fotoalbum

Sint-Luciakapel, Meersel-Dreef (31 afbeeldingen)
Fotoalbum